Bijlagen

D. EMU-saldo

Het EMU saldo gaat niet uit van baten en lasten, maar gaat uit van ontvangsten en uitgaven van de gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie. Het Rijk en mede-overheden hebben de afspraak dat het EMU-tekort van mede-overheden maximaal -0,5% BBP (Bruto Binnenlands Product) mag bedragen. Deze beperking vloeit voort uit de Europese saldogrens van -3% BBP die geldt voor de volledige Nederlandse collectieve sector. Op basis van de overeengekomen macroreferentiewaarde van -0,5% BBP wordt door het ministerie Financiën elk jaar een berekening gemaakt van de individuele referentiewaarden voor gemeenten, provincies en waterschappen. Deze referentiewaarde kan worden gebruikt als benchmark. De individuele referentiewaarde wordt berekend door het toegestane tekort van lagere overheden te verdelen op basis van begrotingstotalen. De hierna opgenomen referentiewaarde is gebaseerd op het begrotingstotaal 2026 (na bestemming).

T-1

T

T+1

T+2

T+3

Bedragen x € 1.000

2025

2026

2027

2028

2029

EMU-saldo

-11.980

-2.754

-385

-928

31

EMU-saldo referentiewaarde

3.623

3.413

3.413

3.413

3.413

Verschil EMU-saldo en referentiewaarde

-15.603

-6.167

-3.798

-4.341

-3.382

Mutaties
(1 januari tot 31 december)

Activa

Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen en leningen

-10

285

-50

0

-100

Uitzettingen

0

0

0

0

0

Vlottende activa

Uitzettingen

26

0

0

0

0

Liquide middelen

0

0

0

0

0

Overlopende activa

-15

0

0

0

0

Passiva

Vaste Passiva

Vaste schuld

11.069

3.039

335

928

-131

Vlottende passiva

Vlottende schuld

800

0

0

0

0

Overlopende passiva

112

0

0

0

0

Eventuele boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa

Deze pagina is gebouwd op 10/06/2025 15:18:33 met de export van 10/06/2025 15:10:39